Ik trek m’n rugzak thuis open en de herinneringen brengen mij meteen weer terug naar afgelopen 2 weken.
Wat een magische periode was het, want ja, zo kan ik hem eigenlijk wel het beste beschrijven.
Na maanden van voorbereidingen treffen en veel lange afstanden gewandeld te hebben, vertrok ik op zondag 18 mei met vriendin “10” naar het Portugese Porto om aan één van mijn grootste bucketlistwensen te beginnen.
Het lopen van een Camino.
Met mijn rugzak van uiteindelijk 8,5 kilo vertrok ik.
En met een rugzak met veel meer “bagage” zou ik uiteindelijk weer thuiskomen.
Wat een ervaring was het. En wat een bijzondere reis. Ik heb geleerd dat ik véél meer kan, dan ik dacht.
Dat ik veel sterker ben, zowel fysiek als mentaal, dan ik dacht.
En dat ik minder nodig heb, dan ik altijd dacht te moeten hebben.
Na een treinreis van Porto naar Valença, gingen we daar dan eindelijk van start en staken we lopend de grens over naar Spanje. We waren duidelijk niet de enigen.
Buiten het feit dat de route prachtig was, voelde de sfeer vanaf het allereerste moment meteen bijzonder en goed aan. Er heerste een gevoel van saamhorigheid onder elkaar.
Wat was het mooi om zoveel mensen te ontmoeten uit alle hoeken van de wereld. Met zoveel verschillende achtergronden.
Mensen die allemaal een eigen reden hadden om hún Camino te lopen.
Maar wel mensen met allemaal hetzelfde doel, namelijk Santiago de Compostela halen.
De weg er naartoe was af en toe pittig en niet te vergelijken met de wegen waar ik op had getraind.
Hoe zwaar ik het soms had met die eeuwig-lijkende steile paden, maar hoe ik bovenaan dat pad mezelf weer op de borst(en) klopte én dan werd beloond met een prachtig uitzicht.
Ik genoot van de dorpjes, straatjes, steegjes, kapelletjes en oude bruggen.
De uitgestrekte velden, stromende riviertjes en rotsige paden. Hoe mooi is Galicië toch.
Ook wat betreft de overnachtingen, ging er een wereld voor me open.
Slapen op slaapzalen, gemengd, stapelbedden, keukens delen. Het gevoel weer 18 jaar te zijn en in een soort studentenhuis te wonen.
Een stapelbed, wat een ervaring. Iedere keer was het weer spannend of ik boven of onder in dat bed lag. En wanneer deze "Truus" ’s nachts boven uit zo'n bed moest, …..nou, probeer dat maar eens zonder geluid te doen. Wat een gedoe.
Gelukkig hadden we ons zo nu en dan op een “gewone” kamer getrakteerd.
En wat hebben we een mooie mensen ontmoet.
Zoals de 81-jarige Mike die we onze eerste dag ontmoetten, en die we daarna meerdere malen troffen, bijzondere gesprekken mee hadden en waarmee we in Santiago uiteindelijk onze Camino mee afsloten in een Spaans tapasrestaurant.
En hoe zal ik ooit José Benito kunnen vergeten?
De Spanjaard die me onverwachts plat op de bek kuste en zei dat ik “his wife” zou worden.
No way, José. Ondanks dat ik je een aardige vent vond en “10” bijna in haar broek pieste van het lachen, blijf ik toch eeuwig trouw aan mijn eigen Bennie.
De Camino, het was mooi, maar wat vond ik het ook zwaar.
Vooral de bergen op, maar ook soms de afdalingen met grote, ongelijke stenen.
Ik ben mezelf wel 100 keer tegengekomen.
En wat heb ik vaak aan thuis gedacht……..
Maar het was ook geweldig en die rust.
Het nergens anders aan hoeven te denken, dan alleen maar die ene voet voor die andere te zetten.
En er was meer. Lachen, ophalen van herinneringen, de serieuze gesprekken, de stilte-momenten, de overdenkingen, de huilbuien.
Én de vele kaarsjes die ik heb opgestoken……
Maar, ik had dit allemaal nooit kunnen doen zonder mijn “10”, die mij er vaak doorheen trok.
Als 1207e en 1208e van zo’n 2000 pelgrims die dag kwamen wij binnen op het plein voor dé kathedraal van Santiago de Compostela.
We hebben het gehaald en ik ben zó trots op ons.
We hebben de Compostela ontvangen en dat pakt niemand ons ooit meer af!