Bordeaux, wat een ontzettende mooie stad.
Vanmorgen begonnen we niet al te best. De bus, waar we op stonden te wachten….. die kwam niet.
Óf de “campingzoon” had het niet goed gezegd óf wij hadden het niet goed begrepen. Gezien onze Franse woordenschat, zal ik het maar op het laatste houden.
Wij stonden in ieder geval om 06.45 uur naast ons bed en om 08.10 uur bij dé bushalte…. alwaar die bus dus NIET kwam….
Snel op onze fiets maar naar het naastgelegen dorpje Créon op zo’n 2,5 kilometer afstand, gereden.
Een dorp uitgestorven en net zo stil als de rest van de wijde omtrek, maar in de hoop dat daar wél de bus kwam.
Dit keer meer geluk. Een bus én een chauffeur, die ons netjes de juiste kant opreed en met een half uurtje bij de “Port de Pierre” bracht.
Bordeaux. De stad ligt prachtig aan de overzijde van de …….giga-gore-rivier de Garonne!
Ik vraag me af of hij daarom ook die naam heeft gekregen. Gorre....Garonne. Wat is dat ding smerig! Het heeft bruin, oranje-achtig water en het stroomt hard. Zelfs stukken boom worden meegetrokken in het water. Nou, als je daar per ongeluk in terecht zou komen, kan je het wel vergeten.
Ik vergeet dan maar ook snel het water en we lopen over de mooie en bijna 500 meter-lange brug de “Port de Pierre” naar het oude centrum.
En…. nee hé! Het ene na het andere oude gebouw krijgt ook in deze stad een grondige facelift. Wéér steigers! Half Frankrijk wordt rechtgetrokken en dichtgesmeerd, waardoor wij de allermooiste plaatjes niet kunnen schieten, zoals de mooie kathedraal en de stadspoorten.
Gelukkig kan dé Franse leukerd met zijn Spaanse invloeden die bij het Toeristenbureau werkzaam is, mij een mooie route door zijn stad aansmeren. En met een “Doei” van zijn kant nemen wij afscheid van elkaar. Ik ben weer positief gestemd en ga met goede moed zijn stad in. Ben mag ook mee.
Niets te veel gezegd. De stad is écht prachtig en met een handig systeem leidt de kaart je zo door het hele centrum. Terrasjes waar je maar kijken kan, gebouwen zó mooi.
Bij de onwijs mooie Kathedraal brand ik binnen m’n gebruikelijke kaarsje voor degene die ik mis, terwijl er in de hoek bijzonder ongebruikelijk net een mis aan de gang is.
Na het rondje cultuur en het eten is het weer terug naar de andere kant van de Garonne. De bus moet gehaald worden, want die rijden er niet veel.
Omdat we niet precies weten waar we eruit moeten, maar wel bij het toeristenbureau in Créon, is een afspraak met de chauffeur snel gemaakt. We zitten achter hem en hij zal het op tijd zeggen.
We hebben een mooie en vlotte rit. De chauf heeft waarschijnlijk ook bijna weekend en heeft er goed de vaart in.
We naderen Créon en kijken mee of we iets bekends zien. Het is toch groter dan we vanmorgen gezien hadden.
Maar dan. Voor we het weten zien we het bord “einde Créon” en houdt de bebouwing op! En onze chauf? Die tuft lekker verder. En wij? Wij kijken elkaar eerst nog even aan voor we reageren. En dan: “Hey! Stop!” Ik in het half-Engels, -Frans, -Nederlands. “We moesten eruit in Créon! Je zou ons waarschuwen! We moesten eruit bij het Toeristenbureau!”.
De chauf kijkt me aan van waar héb je het over? Créon? Toeristenbureau? Hij steekt zijn duim op en wijst naar achteren! Ik kan die vent wel wurgen!
In de tussentijd rijdt hij lekker verder, de middle of nowhere in. Geen huisje, geen bebouwing. Alleen maar heuvels en landbouw.
“Stop! Stop!” We proberen de chauffeur aan het stoppen te krijgen, maar het ziet er niet naar uit dat hij iets wijzigt aan zijn route. Ik probeer medeleven te krijgen van de andere inzittenden, maar die kijken ons aan alsof we een paar randdebielen zijn.
En dan naderen we het eerstvolgende dorpje. Hij stopt en de deuren gaan open. We maken nog wat verwensingen in de richting van de chauffeur en dan staan we daar. In een gehucht. Kilometers ver van onze fietsen en van de camping vandaan op een plaats waar voorlopig geen bus meer de andere kant opgaat.
En dan kan ik alleen nog maar janken. Ik ben de controle kwijt en ik ben helemaal over de emmer. Wat zo’n leuke dag was is ineens pikzwart geworden.
“Kom Joyce, ga nou niet huilen. We zijn samen en het komt goed. We gaan gewoon lopen.” Gewoon??? Komt goed??? Hij is zo lief en ik kan niets aan die tranen doen.
En dan komen er auto’s aan. De eerste de beste probeer ik te laten stoppen. En dat doet-ie nog ook!? Er zit een Fransman in die geen woord over de grens spreekt. In m’n hysterie en met betraand gezicht probeer ik uit te leggen wat er gebeurd is en dat we alleen maar naar Créon moeten. De man snapt er helemaal niets van, maar schuift alles aan de kant in z’n auto en we mogen instappen.
Zodra we in Créon zijn stappen we uit. Ik kan die man wel bijna zoenen!! Na hem tig keer bedankt te hebben lopen we weg. Dan roept hij nog: “Madame, madame!” Ik kijk om en ik zie dat hij een gebaar maakt om nog even naar hem toe te komen. Als ik bij hem ben, geeft hij iets aan mij en rijdt vervolgens weg. Het is een blauw boekje. Het is het Nieuwe Testament.
In het Nieuwe Testament blijkt later dat daarin staat “Help in Time of Need”.
Ik ben helemaal verbouwereerd. Ik geloof tot op zekere hoogte. En of mijn kaarsje vandaag heeft geholpen zal ik nooit te weten komen. Maar hij was er op het juiste moment om ons te helpen.
Het was een bijzondere dag.
In ieder geval een dag om nooit meer te vergeten.