We zijn alweer even op pad. Op de terugweg naar huis.
Terwijl Ben zich alleen maar druk maakt over de hoogte van de tolpoortjes – met een camper zijn die altijd te laag of te hoog - én dat we op tijd moeten tanken, laat ik nog even onze vakantie de revue passeren.
Wat was het weer leuk om Jávea gezien te hebben na twee jaar, wat was het mooi weer en wat was het gezellig.
Maar wat is het weer kut, dat ik m’n gloedje-nieuwe Adidas-slippers ben vergeten mee te nemen. En ik weet wel wie er nu hoogstwaarschijnlijk mee rondloopt. Die heks, die nepheks van het toiletgebouw!
Ja hoor, ik had niet zo’n goeie klik met de schoonmaakster van het toiletgebouw. Die was al niet goed begonnen en nu dus ook niet goed geëindigd.
Met haar moeilijk in te schatten leeftijd – ik denk 60 jaar, maar het kunnen er ook twee van 30 zijn - haar lange zwarte haren en die eeuwige zwabber in haar hand, had ik haar al snel omgedoopt tot díe heks. Als je d’r zag wist je meteen wie ik bedoelde. Ook zonder zwabber.
De allereerste keer naar de wc, liep ik haar bijna tegen het lijf. Gelukkig met (voor mij) 1,5 meter ertussen. En ze ging me daar tekeer, in het Spaans, zo lekker temperamentvol. En met veel gebaren, waarna ze mij meteen, met een “pase, pase” én een diepe zucht liet doorlopen. Was ik gewoon m’n mondkapje vergeten…..
Sinds die tijd is het nooit meer goed gekomen tussen ons twee. En ging ik alleen naar het toiletgebouw als ik die zwabber weg zag gaan.
En net voor ons vertrek naar huis, nog even snel douchen. Met een handdoekje om me heen poedeltjenaakt terug naar onze airco-gekoelde "Motje” om mij daar aan te kleden. Lekker snel, bleek achteraf dus té snel. Op m’n “douche-slippers” terugkomen en.... ja hoor, m’n nieuwe slippers laten staan!
Dus als je ooit iemand tegenkomt met een zwabber én blauwe Adidas-slippers…..
Maar goed, onderweg terug naar huis. Het is dubbel. De vakantie komt ten einde, maar als je naar huis gaat, stel je je er ook op in. Fijn om de mannen weer te zien. Heerlijk om weer een bank te hebben om in te hangen. Of op blote voeten onder de douche. Het was best gezellig hoor Ben, samen afwassen, maar toch ook weer fijn, die vaatwasser. En o ja, kunnen poepen met geluid, terwijl er niemand naast je zit. Ook weer zo heerlijk…...
We hebben Frankrijk achter ons gelaten.
De thermometer is inmiddels van de 25 naar 12 graden gezakt en de regen kletst tegen de voorruit, terwijl we de Belgische Ardennen inrijden. De regen heeft voor “Ons Motje” als voordeel dat eindelijk het Spaanse stof en het zand weggespoeld zijn. Voor ons zie ik weinig voordeel.
“Mag de kachel straks aan?” vraag ik aan Ben, terwijl ik over mijn blote knieën wrijf. Vanmorgen was ik nog optimistisch met mijn korte broek, maar ik durf niet uit te stappen, bang dat men mij voor gek verklaart. Waar ze dan eigenlijk ook wel gelijk in hebben. Bah, bah, bah, de lucht is donker en ik verlang naar mijn joggingbroek.
In de tussentijd hangen de vellen erbij. Nee, niet die vellen. Ja, waar je nu aan denkt, die hangen er ook bij, maar dat doen ze al jaren. En daar helpt geen créme-metje (geen idee hoe je dat schrijft…) meer tegen.
Nee, ik bedoel die aan mijn neus, lip en inmiddels mijn rug. We zijn uitgedroogd door de zon en dat eist nu z’n tol. Gelukkig hebben we een pot wondercréme meegenomen uit Spanje, die mijn 87-jarige oom ook altijd gebruikt. Nou, en die beste man ziet er altijd picobello uit.
Dus niet één, maar meteen 2 potten van dat goedje ingeslagen. Dus met die vellen moet het helemaal goed komen.
Binnenkort lopen wij er weer gladjes bij, maar rijden wij eerst met “Ons Motje” zonder slippertje, weer gladjes over het Circuit van Francorchamps onze laatste overnachtingsplaats tegemoet.
Nog heel even en we zijn weer thuis. Thuis bij onze mannenn.